Dordrecht - Het was weer een treffende demonstratie van de overbodigheid van een voorzitter. Ik wist van niets. Kijk ik tijdens de vergadering van de FMJD in Amsterdam toevallig even op internet en zie ik dat we kampioen zijn geworden. Niemand had mij daarop voorbereid. Kom ik een uurtje later in speelzaal, is iedereen al aan het feesten en speechen. Je voelt je vreselijk overbodig en krijgt er geen woord meer tussen. Het was gezellig. De partners waren erbij. De wethouder was geweest. De radio en de televisie, de kranten. Iedereen was blij en opgelucht. Het was wederom een flinke overwinning. De kopborden van SNA zetten zich allemaal schrap en behaalden remise. Vanaf bord 5 werd het wat minder. Bij Rob Clerc en Sven Winkel was er zelfs sprake van vegen. Het tweede wist zich dank zij een 11-9 overwinning op Constant Charlois in veiligheid te brengen voor degradatie.

Rob Clerc sprak namens de spelers. Jan kreeg een zakdambordje met heel veel 'historie'. De velden van het bord waren volledige weggesleten. Gebruikt door allerlei grootmeesters om hun ideeën te verwoorden. En.. het bordje weet het allemaal nog. Helaas kan het ons al deze geheimen niet meer onthullen. Leo Mous zette iedereen, die belangrijk is geweest in het zonnetje. Jan van Stigt Thans deelde aan de spelers speciaal voor deze gelegenheid gebottelde flessen Korenwijn jenever uit.  Het was een groot feest... 

Zelf moest ik vanwege de FMJD vergadering vooruitspelen in Heerhugowaard tegen Benno van Straten. Spelen in de avond in een oord anderhalf uur rijden verderop is geen lolletje. Voor het eerst in lange tijd speelde ik, zoals men van mij gewend is. In de diagramstand miste ik de winnende afwikkeling 23-18 en 37-32. Dat terwijl ik meer dan een kwartier aan het rekenen was op alle positionele mogelijkheden van de stand. Zonder de afwikkeling 23-18 is de witte stand veel minder mooi dan hij eruit ziet. Zwart heeft een blokkade aan de lange vleugel. Op de andere vleugel heeft hij controle. Wit heeft onvoldoende tempi om zijn 'centrum te laten werken'. Ik wist de punten nog uit de hel weg te slepen (zie analyse).

Anatoli Gantwarg vond in de race naar het topscoorderschap van de ereklasse Richard Mooser op zijn weg. Deze was niet van plan zich te laten inblikken en alles wat in de buurt kwam ging er vanaf. De diagramstand is een bekende stand. Wit lijkt de laatste redelijke zet te hebben.

Dat is evenwel schijn. Zowel na (14-20) als (11-17) zijn de aanwezige ruilen geen vetpot voor wit. Anatoli koos voor (14-20) 29-23x14 (10x19) 40-34 (19-24) 34-29 (13-19) en geroutineerd werd het materiaal van het bord gehaald door wit. Wellicht had hij een beter resultaat gehaald met wat meer geduld en bijvoorbeeld (5-10) i.p.v. (19-24). Na (5-10) gaat een speler, die remise wil tegen een grootmeester echt geen 28-23x23 ruilen.

De diagramstand is slechts 144 keer voorgekomen. De zet van Gantwarg 14-20 is 94 keer gespeeld. Het enige alternatief wordt 21-27x17 gevonden (42 keer). De zet 11-17 met slechts vier keer wordt geen alternatief gevonden. De ruil 28-23x11 gevolgd door 32-27xx28 wordt kennelijk te erg gevonden. Sommige witspelers gingen verder met 29-24x24 en er ontstond interessant spel. Na de ruil (14-20) 29-23x14 (10x19) wordt het vaakst 40-34 gespeeld (65x). De voor de hand liggende zet 35-30x29 slechts 12 keer.

In deze stand gaat het om het ontwikkelen van de witte lange vleugel. Doordat schijf 47 is opgespeeld, gaat dat niet erg goed met 31-27 gevolgd door 37-31x31. Schijf 28 moet er dus uit. Daarna kan 32-27 en alles is in orde. Wanneer schijf 28 naar 23 gaat is het handig om geen stuk op 35 te hebben. De populariteit van 40-34 wordt gevoed door wat opbouwprobleempjes voor de zwartspeler en het theoretische voordeel van randschijf 25. Na 40-34 volgt het vaakst 5-10. Echter de zet 12-18 is tweede. De zet van Anatoli is slechts eenmaal eerder gespeeld. Het is een zet, die meestal gespeeld wordt als het nodig is (na 12-18, 44-40, 7-12, 31-27 19-24).

In diagram 3 is iemand het slachtoffer geworden van 34-29 (24-30) en (18-23). Gebruikelijk is de variant 49-44 (5-10) 34-39 en zwart heeft een opbouwprobleempje. Er dreigt 35-30x30 met half open klassiek. Iemand heeft (25-30) 28-22 gespeeld en het werd erg interessant. Na het meer voor de hand liggende 11.40-34 5-10 12.44-40 10-14 13.49-44 4-10 ontstaat een stelling, die ik twintig jaar geleden tweemaal achter elkaar op het bord kreeg met zwart (0-4).

Deze stand heeft Ron Heusdens tegenwoordig wel vaker. Het is afkomstig uit de 32-28 17-22x21 opening. De vorige keren speelde Ron in deze stand 37-31. De bedoeling is om 41-37 en 46-41 te spelen en te wachten tot zwart geen tempi meer heeft om op de komen met schijf 35. Bijvoorbeeld Heusdens - Watoetin 37-31 (1-6) 41-37 (19-23) 40-34 (14-19x20) 46-41 (4-9) 45-40 (2-7) 50-45 (10-14) 35-30. Als zwart de opmars 35-30 probeert te blokkeren door veld 24 te bezetten, dan is de ruil 33-28x28 vervelend.

Veel vaker wordt 40-34 gespeeld met de bedoeling (19-23) 35-30 (14-19x20) 30-25 (4-9x20) en wellicht kan wit profiteren van de over ontwikkeling. De zet 37-32 uit de partij wordt vrijwel nooit gespeeld. Het maakt de zwarte ontwikkeling te gemakkelijk zonder iets te doen aan de enorme ontwikkelingsvoorsprong. In de partij bereikte wit uiteindelijk een dunne maar gunstige klassieke stand, die vlot remise liep. Typisch een opening, die je speelt tegen een medegrootmeester, die van je moet winnen. Geen opening voor iemand van SNA.

Anton van Berkel kreeg nevenstaande Roozenburg op het bord. Met schijf 2 op 8 heb je de Schwarzman variant. In de partij volgde echter de Roozenburg, waarbij de kroonschijf in het gat op 8 wordt gestopt. Het resultaat was diagram 3.

Zwart wacht liever nog wat met het openen van de stelling met 18-23, vanwege wellicht de manoeuvre 25-20x29. Een andere overweging kan zijn, dat zwart graag schijf 50 eerst van zijn plaats krijgt. Het stuk op 50 is vervelend als de aanval op schijf 27 wordt ingezet na (18-23) 49-43 en 33-29x37. Ook staat schijf 16, dan wellicht op het verkeerde veld.

 

Even later was de situatie gevorderd tot nevenstaande positie. Wit ging verder met het weinig spectaculaire 50-45 (18-23) 47-41 en 33-29x37. Al het mooi is dan van de witte stelling. Veel meer voor de hand ligt de beginzet 47-41. De bedoeling is (18-23) 42-37x28 (12-18) 39-34 (18-23) 44-40, 25-20, 41-37x47, 47-41 en 38-32x1 met goede kansen. Het probleem zou moeten komen van (18-23) 42-37x28 (12-18) 39-34 (8-12) 44-40 (7-11) 50-45 (24-29) en beide spelers hebben flinke kreukels in hun stelling.

Een bijzonder interessante open Roozenburg is ontstaan. Wit is inderdaad al zijn moois kwijt. Echter zwart heeft ook wat probleempjes. Flits komt met het idee 38-33. Echter zowel (7-11) als (23-28) komen in aanmerking. Een ander idee is 30-24 (23-28). Het ontbreken van de steunschijf 49 laat zich flink voelen bij de ontbrekende dam geef combinaties via veld 47.

De conclusie moet zijn, dat wit geen andere keus heeft dan de hangende schijf 41 op te lossen via zo snel mogelijk 37-32. Op 37-32 reageerde Anton met 15-20. Dat is een zet, die in dit soort standen alleen gespeeld mag worden als het wint. Toch is er wat voor de zeggen om hem hier te spelen. Na (14-19) komt immers 30-24x24 nu of een zet later (44-40) toch wel heel sterk in aanmerking. Dan doet het ontbreken van de zwarte kroonschijf zich flink voelen.

Het valt niet mee om echt door te drukken met zwart. In de partij volgde het schijnoffer 23-29 en 13-19. Na het voor de hand liggende (13-19) 34-29x39 begint de aanval tegen schijf 27 weer een rol te spelen. Het is niet echt gevaarlijk ware het niet dat het zetje (19-23) 41-37 (2-7) 37-32 (11-16x27) 42-37 (7-11) 37-32 (11-16x27) 26-21, 48-42 en 39-34x2 erin zit.

Wel speelbaar is (20-24) 41-37 (2-7) 37-32 (11-16x27) 42-37 (7-11) 37-32 (11-16x27) 39-33 (19-23) 33-28x11 (42-47) en de zwarte dam staat aanmerkelijk beter, dan de potentiële witte dam. Waarschijnlijk heeft wit niet meer dan een benauwde remise. Wellicht was het de bedoeling rechts de ruil (20-24x23) te nemen. Echter dan volgt 25-20 en de achterloop (10-15) faalt op 34-29x16.

De zwartspeler Tesselaar verwierf ongetwijfeld de eeuwige dankbaarheid van zijn medespelers met de opmerkelijke zettenreeks 4...20-25 5.31-26 16-21. Het is de lijfopening van hem. Vier van de acht voorbeelden zijn van zijn hand.

Het heeft een groot verrassingseffect. Na 37-31 (11-16) 41-37 (1-7) 31-27x27 (18-22x22) gaat het nog wel. Twee spelers hebben de uitval 28-23xx23 gedaan. Een daarvan mocht de twee om vier nemen. In de ander volgde (13-18) 37-32x24 (12-18) 35-30x29 en de zwarte korte vleugel zit in de klem.

Diagram 2 heeft hij ook op het bord gehad tegen Soumah. Daar volgde 25-30x28 en wit won ook. Hier probeerde de zwartspeler de zet (7-11) Een zet eveneens met een groot verrassingseffect. Rob reageerde met het droge 23-18, 34-30x9 en 35-30. Het zou nog wel op een of andere manier moeten kunnen, maar zwart kwam er helemaal niet meer aan te pas.

Wederom een speler, die de eeuwige dambaarheid van zijn medespelers verwierf. Dit is een bekende hekstelling opening. Het is geen vetpot voor wit. Echter de ervaring leert, dan zwart het ook niet zomaar wint. De actuele stand is slechts vijf keer op het bord geweest. Vrijwel altijd wordt opgebouwd met 8-13.

In deze stand werd 40-34 gespeeld. Wellicht aardig voor op de club. Niet tegen een topspeler als Sven. Er is wel 42-38 en 49-44 gespeeld om een eventuele invaller op 28 met tempowinst weg te kunnen ruilen. Na 42-38 (8-13) 30-25 aarzelen veel zwartspelers het tempo (2-8x19) te spelen. Rob Clerc heeft het wel gespeeld met 42-38 (8-13) 41-37 (10-14) 49-44 (14-19) 30-24xx24. Het bezwaar daarvan is, dat je op de inval 23-28 nooit iets anders hebt dan de terugruil 37-32x42x37.

Het resultaat van 40-34 (20-25) rechts doet inderdaad wat pijn aan de ogen. Het duurde nog verrassend lang, voordat wit hoefde te capituleren.

Michiel Kloosterziel kreeg nevenstaande variant van de 32-28 16-21 opening op het bord en was daar best blij mee. Wit heeft het centrum, maar het bezit van beide steunpunten 24 en 27 geeft zwart veel tegenspel. Zelf probeer ik zwart altijd zo snel mogelijk naar de rand te lokken met 41-37. Anderen proberen met wit het centrum te bezetten. Minder avontuurlijke lieden lopen na 39-33 10-14 achter met 34-30 om na (5-10x23) de boel er vanaf te hakken.

Erik van Kampen was er een die voor het centrum ging. Het resultaat was nevenstaande positie. Nog steeds staat zwart op de velden 24 en 27. Belangrijk is, dat wit geen stuk op 36 heeft. Daardoor missen de zwarte schijven op de korte vleugel 'byte'. Wit begon aan het opruimen van de blokkade aan de andere vleugel met 44-40 gevolgd door 34-30. Dat zou best eens een goed plan kunnen zijn. In de partij komt het er niet uit. Kennelijk is de nadelige tempoverhouding ook belangrijk. Zwart krijgt controle over het centrum. De witte stukken 46 en 41 doen niet echt mee.

In diagram 3 bijten de zwarte stukken op de korte vleugel bijten nog steeds in het niets. Maar hij heeft wel controle over het centrum. In de partij volgde 44-40 (27-31) 30-25 (22-28) en de verbinding tussen beide witte vleugels was noodlottig verbroken. Aangewezen lijkt de beginzet 44-39 of 30-25. Diverse ongunstige mogelijkheden voor zwart doen zich voor. Bijvoorbeeld 44-39 (18-23) 46-41 (23-28) 30-25 (14-19) 41-36x34 (13-19) 34-29 inspireert Flits niet meer tot enige zinnige vorm van tegenstand.

In de partij van Dirk van Schaik tegen Jan Groeneweg was er ook sprake van een gapend gat in de Elo-verhouding. De diagramstand is afkomstig uit de 32-28 18-23 33-29x28 opening. Hij heeft zich inmiddels 110 keer voorgedaan. Veel witspelers gaan af op het theoretische voordeeltje van de zwarte randschijf met 33-28. Nogal wat witspelers kozen voor 46-41. De zet 35-30 lijkt mij en Gantwarg aantrekkelijk. Er kan een scherpe Roozenburg ontstaan. In de partij volgde evenwel 42-37 (16-21) 47-41 (21-26) 32-28xx28. Dat ziet er ook niet slecht uit.

Wit heeft het centrum een grote ontwikkelingsvoorsprong. Zwart heeft weinig fouten in zijn stand. Het centrum is volkomen ongeschonden. Aangezien wit vrijwel uitgespeeld is, zou ik zoeken naar omsingeling. Het gespeelde (18-22x22) is het niet helemaal. De keuze gaat tussen het flexibele (11-17) en het uitdagende (5-10).

De laatste zet hoort bij het trampolineplan van Gantwarg. Dat is een plan, waarbij de tempoverhouding niet al teveel verstoord mag zijn. Anders ontbeert het zwart aan kracht om wit van het veld 27 weg te houden. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan 11-17 om pas op een zet als 29-24 naar de mogelijkheid 5-10 te kijken. Een ander plan is (11-17) 29-24 (14-20) en wit moet een vervelende beslissing nemen.

Rechts heeft wit het theoretische voordeeltje van een randschijf op 25 plus wat tempi. Zijn stand is verder erg statisch. Als zwart erin slaagt het klassiek te maken, dan gaat hij een mooie toekomst tegemoet. Het schema uit de partij met (13-18) en (9-13-19) doet het niet. Zelf zou ik beginnen met schijf 5 erbij te halen alvorens de beste methode om het statische karakter van de witte stand bloot te leggen te bepalen.

In het laatste diagram heeft zwart de waterlinie neergezet. Hij weet het wellicht niet. Dat is een van de beste opstellingen om een aanval te doorstaan. Kenmerkend zijn de schijven 13, 14 en 22. Het wegspelen van schijf 14 hoort er niet bij. In de partij volgde (14-20) 35-30 (20-25) 30-24 (13-18) 32-28 (3-8x12) 24-19 en wit was er doorheen.

Peter van der Stap was een van de twee spelers, waarvan de tegenstander in het blauw op internet verscheen. Het enige leuke moment uit de partij was het moment, dat Peter 23-29 speelde. De afwikkeling 28-23x17 wordt weerlegd door de plakker 7-12. Verder presteert de zet 23-29 niets. Veel beter lijkt de opmars 7-11-17. Echter (7-11) 37-31 (11-17) 31-26 (24-29) 47-42 (16-21) en (18-22) faalt hardhandig op 30-24 X.

De zwarte stand is daardoor vermoedelijk verloren. In de partij miste de witspeler (23-29) 37-31 (18-23) 31-26 (12-18) 28-22 (7-11) 26-21 (11-17) 22x11 (16x7) 21-16 en zwart kan opgeven.